Doelen
GO!
WO - Ruimte
De leerlingen
3.5.9. 31 kunnen aangeven dat voetgangers en fietsers zwakke weggebruikers zijn.
3.5.9. 40 kunnen aangeven dat voorrang geen synoniem is van veiligheid.
3.5.9. 51 kunnen aangeven dat het veilig is om overdag fluorescerend materiaal te dragen.
3.5.9. 52 kunnen aangeven dat het veilig is om in het donker reflecterend materiaal te dragen.
3.5.9. 54 kunnen aangeven dat het veilig is om kort oogcontact te maken met de andere weggebruikers.
3.5.9. 55 kunnen rekening houden met de dode hoek van wagens of vrachtwagens.
OVSG
WO – Verkeer
De leerlingen
3 beseffen dat het verkeer risico’s inhoudt. Dit doen ze door
- 3.1 op het trottoir zo ver mogelijk van de rijbaan te stappen.
8 kunnen de gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving lokaliseren.
ZILL
Ontwikkeling van oriëntatie op de wereld – Oriëntatie op de ruimte
7 Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.
- Zich ervan bewust worden dat het verkeer risico’s inhoudt en daarom als weggebruiker preventief kiezen voor een veilige uitrusting en veilig gedrag in het verkeer.
- In de eigen omgeving plaatsen herkennen waar men veilig kan spelen en waar niet - zich er (onder begeleiding) veilig gedragen.
- In het eigen gedrag en onder begeleiding rekening houden met de specifieke plaats van personen en voertuigen in het verkeer.
- Gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere school- en thuisomgeving kennen en herkennen.
- Gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere school- en thuisomgeving lokaliseren en erop anticiperen.