• Als fietser steeds achter een stilstaand groot voertuig blijven.
  • De redenen verwoorden van de verdeelde aandacht van een chauffeur en hiermee rekening houden in het verkeer.

ZILL-DOELEN

IVgv2

Inschatten hoe gedrags- en omgevingsfactoren de gezondheid en veiligheid beïnvloeden en op basis daarvan, binnen veilige grenzen, risico’s durven nemen

OWru7

Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.

MZrt3

Strategisch positie kiezen in functie van de afstand tot lijnen, objecten, personen of in functie van de eigen mogelijkheden.

SEiv1

Zich inleven in anderen, andere standpunten en situaties, zonder de eigen identiteit te verliezen

GO!-DOELEN

3.2.7.16

Illustreren met een eigen voorbeeld dat het nemen van voorzorgen de kans op ongevallen vermindert.

3.2.7.26 

Door het geven van enkele voorbeelden zeggen wat verslaving is en welke gevolgen hieraan kunnen verbonden zijn.

3.3.5.1

Effecten van technische systemen op het dagelijks leven en de samenleving illustreren.

3.3.5.3

Aangeven dat een technisch systeem dat ze gebruiken nuttig, gevaarlijk en/ of schadelijk kan zijn.

3.5.9.36

Op de fiets hun intenties duidelijk maken (bijv. arm uitsteken en oogcontact zoeken).

3.5.9.40

Aangeven dat voorrang geen synoniem is van veiligheid.

3.5.9.45

Onder toezicht zich als fietser zelfstandig, veilig en hoffelijk verplaatsen op een voor hen vertrouwde route door de verkeersregels toe te passen.

3.5.9.54

Aangeven dat het veilig is om kort oogcontact te maken met de andere weggebruikers.

3.5.9.55

Rekening houden met de dode hoek van wagens of vrachtwagens.

6.1.1.30

Reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.

6.1.1.31

Reflecteren op de moeilijkheidsgraad van een bewegingsactiviteit.

6.1.2.17

Leven veiligheidsafspraken na.

6.1.2.18

Schatten de gevaren en risico’s van bewegingssituaties in en signaleren die.

OVSG-DOELEN

Leerplan Wereldoriëntatie
Mens 

1.3 Inzicht verwerven in sociale (probleem) situaties:

6 De leerlingen kennen verschillende bedoelingen en functies van verbale en non- verbale uitdrukkingsmiddelen.

7 De leerlingen kunnen mogelijke oorzaken aanduiden van bepaalde gedragingen.

8 De leerlingen kunnen zich voorstellen wat zij (soms ongewild) bij de ander teweegbrengen.

9 De leerlingen weten dat ze rekening moeten houden met de gevolgen van het eigen gedrag, zowel voor zichzelf als voor de andere(n). 

Verkeer

3 De leerlingen beseffen dat het verkeer risico’s inhoudt. Dit tonen ze door:

3.9 rond te kijken en te luisteren om een verkeerssituatie op te nemen. 

10 De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers. Dit betekent dat ze:

10.7 weten hoe ze een kruispunt met de fiets moeten oversteken.

11 De leerlingen kunnen, rekening houdend met de verkeersregels voor fietsers, zich als fietser zelfstandig en veilig verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route. Dit betekent dat ze:

11.6 een kruispunt kunnen oversteken.

15 De leerlingen kunnen, onder voldoende toezicht, een omloop voor fietsers in het verkeer foutloos afleggen.

Techniek 

3 Techniek duiden:

7. De leerlingen illustreren aan de hand van voorbeelden uit verschillende toepassingsgebieden dat te technische realisaties nuttig, gevaarlijk en/of schadelijk kunnen zijn voor henzelf, voor anderen of voor natuur en milieu.

Leerplan Lichamelijke Opvoeding

ET 1.2 De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven.

ET 1.3 De leerlingen kennen de gevaren en risico’s van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren.

ET 1.32 De leerlingen zijn bereid zichzelf vragen te stellen over hun aanpak voor tijdens en na het oplossen van een bewegingsprobleem en willen op basis hiervan een aanpak (bij)sturen.

ET 1.33 De leerlingen kunnen onder verschillende sensorische prikkels die gelijktijdig worden waargenomen de relevante prikkel selecteren.

ET 2.5 De leerlingen kennen mogelijke vormen van rollend en/of glijdend materiaal en weten er veilig mee om te gaan.