• Een fluohesje dragen bij een uitstap.
  • Het verschil tussen reflecterend en fluorescerend materiaal kennen.

Minimumdoelen

9.1.5 De leerlingen kunnen als voetganger en fietser anticiperen op risicovolle situaties in het verkeer:

  • de dode hoek. 

ZILL-DOELEN

IVgv2

Inschatten hoe gedrags- en omgevingsfactoren de gezondheid en veiligheid beïnvloeden en op basis daarvan, binnen veilige grenzen, risico’s durven nemen.

OWru7

Zich ervan bewust worden dat het verkeer risico’s inhoudt en daarom als weggebruiker preventief kiezen voor een veilige uitrusting en veilig gedrag in het verkeer.

MZzo1

Verslag uitbrengen van wat men heeft waargenomen en deze waarneming met elkaar vergelijken.

GO!-DOELEN

3.1.2.6

Begrijpbare en uitvoerbare instructies van de leraar uitvoeren.   

3.2.7.16

Illustreren met een eigen voorbeeld dat het nemen van voorzorgen de kans op ongevallen vermindert.

3.5.9.51  

Aangeven dat het veilig is om overdag fluorescerend materiaal te dragen.

3.5.9.52

Aangeven dat het veilig is om in het donker reflecterend materiaal te dragen.

OVSG-DOELEN

IDW ver1/ver2 - A.86 Veilig verkeersgedrag vertonen als deelnemer aan het verkeer.

IDW ver1 - B.5 Tijdens een uitstap bij de groep aansluiten.

IDW ver2 - B.1 Beseffen dat het verkeer risico's inhoudt.

IDW ver2 - B.2 Een veilige uitrusting dragen vanuit het bewustzijn dat het verkeer risico's inhoudt.

IDW ver2 - B.3 Veilig meerijden met de fiets, de auto, de bus en de trein.