Doelen: Lesfiche: Bewegingstussendoortjes
- Communiceren via oogcontact en lichaamstaal
Minimumdoelen
6.4.2 De leerlingen kunnen zich inleven in een personage en de rol vasthouden.
6.4.3 De leerlingen kunnen lichaamstaal gebruiken.
6.4.4 De leerlingen kunnen zich richten naar en rekening houden met het publiek tijdens het spelen.
6.4.5 De leerlingen kunnen op het juiste moment inspelen op de ander.
7.1.3 De leerlingen kunnen in bewegingscontexten grootmotorische vaardigheden toepassen, waaronder heffen en dragen, klimmen en klauteren, rijden en glijden, sluipen en kruipen, springen en landen, stappen en lopen, werpen, vangen en trappen, zwieren, balanceren en roteren.
7.1.4 De leerlingen kunnen in bewegingscontexten de KLUSCE-componenten kracht, lenigheid, uithouding, snelheid, coördinatie en evenwicht gecombineerd gebruiken.
7.1.6 De leerlingen kunnen in bewegingscontexten bewegingen uitvoeren volgens een opgelegd ritme.
7.1.8 De leerlingen kunnen in bewegingscontexten bewegingen afstemmen op de ruimte (positie, afstand, richting, bewegingsbaan) in gecontroleerde situaties.
7.1.9 De leerlingen kunnen in bewegingscontexten snel en correct reageren op auditieve, visuele en tactiele instructies.
7.2.2 De leerlingen kunnen spelregels toepassen.
7.2.3 De leerlingen kunnen deelnemen aan teamgericht spel.
7.2.4 De leerlingen kunnen eerlijk en sportief gedrag tonen tijdens een spel of wedstrijdvorm.
7.2.5 De leerlingen kunnen principes van fair play toepassen (eerlijk, sportief, regels en sancties respecteren, niet vals spelen, integriteit en respect).
ZILL-DOELEN
OWbc1
Kennismaken met en proeven van een waaier aan bewegingsdomeinen.
MZlb2
Een goede lichaamshouding aannemen.
MZlb4
Evenwicht behouden of herstellen en gecontroleerde aanpassingen maken.
Mzlb6
De voorkeurslichaamszijde, -bewegingsrichting en -bewegingsrotatie aanvoelen en deze efficiënt gebruiken.
MZrt1
Alleen of samen, een plaats innemen tegenover objecten, ruimteaanduidingen of personen en daarbij rekening houden met de ruimtelijke begrenzingen.
MZrt2
De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.
MZgm1
Balanceren op rijdend of glijdend materiaal.
MZgm2
Een voorwerp in beweging brengen en/of houden.
MZgm9
Voldoende basisvaardigheden beheersen om een bewegingsspel te spelen en daarbij eenvoudige spelideeën kunnen toepassen en slim spelen.
MZgm12
Voldoende kracht, lenigheid, uithouding en snelheid ontwikkelen.
GO!-DOELEN
3.5.9.24
Aangeven dat het veilig is om op de fiets steeds een valhelm te dragen.
3.5.9.28
Aangeven dat ze op het fietspad rechts in de rijrichting moeten fietsen.
3.5.9.29
Aangeven dat ze rechts op de rijbaan moeten fietsen als er geen fietspad is.
3.5.9.30
Aangeven dat het veiliger is om over te steken met de fiets aan de hand.
3.5.9.58
Met de fiets uit stilstand vertrekken, sturen en afremmen.
6.1.1.1
Verkennen spontaan nieuwe bewegingssituaties.
6.1.1.5
Verleggen hun behendigheidsgrens.
6.1.1.6
Durven eigen bewegingsvormen en behendigheden te tonen.
6.1.1.8
Zijn bereid een opdracht vol te houden en af te werken.
6.1.2.17
Leven veiligheidsafspraken na.
6.2.1.8
Ontwikkelen oog-hand- en oog-voet-coördinatie.
6.2.2.2
Geven een gepast bewegingsantwoord op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels.
6.2.3.12
Zetten gepast hun linker- en rechterhand of -voet in (bijv. actiehand en ondersteunende hand, afstootbeen en zwaaibeen).
6.2.3.22
Houden tijdens het bewegen rekening met plaatsaanduidingen.
6.2.4.3
Voeren klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties (in alle leergebieden) voldoende nauwkeurig, gedoseerd en ontspannen uit.
6.2.5.15
Staan of verplaatsen zich met behoud van evenwicht op verschillende manieren in verschillende richtingen met of zonder voorwerpen.
6.2.5.19
Verplaatsen zichzelf of een medeleerling behendig en veilig op rollend en glijdend materiaal, aangepast aan hun leeftijd.
OVSG-DOELEN
IDW ver1 - B.11 De verkeersregels voor fietsers en voetgangers kennen om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route.
IDW ver1 - B.14 De verkeersregels voor fietsers in uiteenlopende situaties verwoorden.
IDW ver1 - B.15 Voldoende fietsbehendigheid (reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie) tonen om zich zelfstandig en veilig langs een vertrouwde route te verplaatsen.