• Met de fiets aan de hand stappen.
  • Kunnen controleren of hun fiets in orde is.

Minimumdoelen

3.7.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen: monteren, demonteren.
  
3.7.3 De leerlingen kunnen basisvaardigheden toepassen bij het monteren en demonteren van technische systemen.
Technische systemen beschrijven

3.7.4 De leerlingen kennen het volgende begrip: de onderdelen.
 
3.7.5 De leerlingen kunnen de werking van een technisch systeem beschrijven aan de hand van onderdelen en materialen.

9.1.3 De leerlingen kennen de verplichte minimale fietsuitrusting.

ZILL-DOELEN

OWbc1

Kennismaken met en proeven van een waaier aan bewegingsdomeinen.

OWte1

Ervaren, onderzoeken en vaststellen hoe eenvoudige technische systemen gemaakt zijn van grondstoffen, ingrediënten, materialen en/of onderdelen.

OWte3

Eenvoudige bestaande technische systemen uit de omgeving hanteren, begrijpen, vergelijken, (de)monteren, evalueren en onderhouden.

OWru7

Veilig meerijden met de fiets, de auto, de bus, de trein …

MZlb2

Een goede lichaamshouding aannemen.

MZlb4

Evenwicht behouden of herstellen en gecontroleerde aanpassingen maken.

Mzrt1

Op basis van een verbale opdracht of visuele plaatsaanduidingen zoals hoepels, blokjes … individueel een plaats innemen - inschatten hoeveel ruimte het eigen lichaam inneemt.

MZrt2

De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.

MZgm1

Balanceren op rijdend of glijdend materiaal.

MZgm2

Een voorwerp in beweging brengen en/of houden.

MZgm9

Voldoende basisvaardigheden beheersen om een bewegingsspel te spelen en daarbij eenvoudige spelideeën kunnen toepassen en slim spelen.

GO!-DOELEN

3.3.1.5

Systematisch onderhouden van technische systemen.

3.3.2.1

Van veel voorkomende en zelf vaak gebruikte technische systemen de functie benoemen.

3.3.2.2

Van veel voorkomende en zelf vaak gebruikte technische systemen een aantal zichtbare onderdelen benoemen.

3.3.2.3

Van veel voorkomende en zelf vaak gebruikte technische systemen de functie van ver­schillende onderdelen verwoorden.

3.3.2.4

Van veel voorkomende en zelf vaak gebruikte technische systemen de specifieke functie van verschillende onderdelen onderzoeken en verwoorden via hanteren, monteren en demonteren.

3.3.2.11

Van veel voorkomende en zelf vaak gebruikte technische systemen onderzoeken hoe het komt dat ze niet of slecht functioneren. 

3.3.2.12

Aantonen dat materialen nodig zijn om technische systemen te onderhouden

3.5.9.25

Aangeven wat de regels voor een veilige fietsuitrusting zijn.

3.5.9.30 

Aangeven dat het veiliger is om over te steken met de fiets aan de hand.

3.5.9.58

Met de fiets uit stilstand vertrekken, sturen en afremmen.

6.1.1.1

Verkennen spontaan nieuwe bewegingssituaties

6.1.2.17

Leven veiligheidsafspraken na.

6.2.1.8 

Ontwikkelen oog-hand- en oog-voet-coördinatie.

6.2.2.2

Geven een gepast bewegingsantwoord op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels.

6.2.3.12

Zetten gepast hun linker- en rechterhand of -voet in (bijv. actiehand en ondersteunende hand, afstootbeen en zwaaibeen).

6.2.5.15

Staan of verplaatsen zich met behoud van evenwicht op verschillende manieren in verschillende richtingen met of zonder voorwerpen.

OVSG-DOELEN

IDW ver1 - B.11 De verkeersregels voor fietsers en voetgangers kennen om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route.

IDW ver1 - B.13 Een veilige fietsuitrusting beschrijven en deze op hun eigen en andermans fiets controleren.

IDW ver1 - B.14 De verkeersregels voor fietsers in uiteenlopende situaties verwoorden.

IDW ver1 - B.15 Voldoende fietsbehendigheid (reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie) tonen om zich zelfstandig en veilig langs een vertrouwde route te verplaatsen.