• Juist reageren op verkeerslichten en wegmarkeringen: stopstreep, zebrapad en fietspad

Minimumdoelen

1.1.1 De leerlingen kunnen woorden lezen met behulp van inzicht in de morfologische opbouw. 

1.1.7 De leerlingen kunnen verbanden leggen tussen teksten en hun vakspecifieke kennis en voorkennis. 

1.3.9 De leerlingen kunnen ideeën, gedachten en verworven inzichten samenhangend formuleren. 

1.3.14 De leerlingen kunnen doelgericht deelnemen aan mondelinge interactievormen zoals dialoog, discussie en groepsgesprek en hierbij de volgende interactiestrategieën toepassen: 

  • inspelen op de inbreng van de gesprekspartner(s); 
  • informatie, argument of mening in het gesprek inbrengen.  

1.4.5 De leerlingen kunnen aangeboden school-, instructie- en vaktaal hanteren in de vakdisciplines. 

5.3.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen met betrekking tot de principes van de democratische rechtsstaat: verkiezingen, vertegenwoordiging, macht, rechten, plichten, regels, afspraken, gelijkheid.

8.2.2 De leerlingen kunnen aangereikte invoer- en uitvoerapparaten functioneel gebruiken met inbegrip van basisgebruik van een toetsenbord.

9.1.4 De leerlingen kunnen zich als voetganger en fietser op de openbare weg onder begeleiding verplaatsen en de verkeersregels en signalisaties naleven.

9.3.3 De leerlingen kunnen aangeven wat begrepen is en wat onduidelijk is.

ZILL-DOELEN

IVgv2

Inschatten hoe gedrags- en omgevingsfactoren de gezondheid en veiligheid beïnvloeden en op basis daarvan, binnen veilige grenzen, risico’s durven nemen.

OWru7

Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.

MZzo1

Geconcentreerd kijken, luisteren, voelen, ruiken, proeven en beleven - de waarneming ondersteunen door in zijn verbeelding voorkennis op te halen - hulpmiddelen gebruiken om beter waar te nemen - condities creëren die helpen om beter waar te nemen - oog hebben voor details en nuances.

MZzo2

Uit een veelheid van prikkels die prikkels selecteren die er op dat moment toe doen - gericht aandacht geven aan die prikkels en er al dan niet op reageren.

MZrt2

De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.

GO!-DOELEN

3.1.1.4

In concrete situaties voldoende zelfvertrouwen tonen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen.

3.5.9.9

Onder begeleiding veilig een straat met verkeerslichten oversteken.

3.5.9.14

Onder toezicht, zelfstandig en veilig een kruispunt met verkeerslichten en/of een agent oversteken.

3.5.9.15 

Aangeven hoe ze veilig op de berm of het fietspad kunnen stappen als er geen stoep is.

3.5.9.16

Aangeven hoe ze veilig op de rijbaan kunnen stappen als er geen stoep, fietspad of berm is.

3.5.9.29

Aangeven dat ze rechts op de rijbaan moeten fietsen als er geen fietspad is.

3.5.9.33

Aangeven dat passagiers van een bus of tram bij het uit- of instappen voorrang hebben.

3.5.9.34

Aangeven dat een bus, die de bushalte verlaat, voorrang heeft.

6.1.2.17

Leven veiligheidsafspraken na.

6.2.3.30

Reageren snel met een eenvoudig bewegingsantwoord op auditieve, visuele en tactiele signalen.

6.2.3.31

Selecteren de relevante prikkel onder verschillende sensorische prikkels die gelijktijdig worden waargenomen.

OVSG-DOELEN

IDW ver1 - B.1 Onder begeleiding veilig op de stoep stappen.

IDW ver1 - B.4 Bij het stappen op de stoep zo ver mogelijk van de straat wegblijven.

IDW ver1 - B.6 Onder begeleiding elementaire verkeersregels toepassen.

IDW ver1 - B.8 Bij afwezigheid van een stoep op de berm of op het fietspad stappen.

IDW ver1 - B.10 Aan verkeerslichten correct oversteken.

IDW ver1 - B.11 De verkeersregels voor fietsers en voetgangers kennen om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route.

IDW ver1 - B.14 De verkeersregels voor fietsers in uiteenlopende situaties verwoorden.

IDW ver1 - B.16 Langs een voor hen vertrouwde route de verkeerstekens, -borden en -regels zelfstandig naleven.

IDW ver2 - B.1 Beseffen dat het verkeer risico's inhoudt.

IDW ver2 - B. 4 Hun gedrag aanpassen aan de verkeerssituatie en erover reflecteren.

IDW ver2 - B.9 De betekenis van verkeersinrichtingselementen in de eigen omgeving, zoals verkeersborden en markeringen, verwoorden en ernaar handelen.