• Weten waar de haltes van de Lijn en de NMBS zich in de buurt bevinden.
  • Beseffen dat storend gedrag als passagier een bestuurder afleidt en de veiligheid in het gedrang brengt.
  • Langs de veilige kant in en uit de auto stappen.

ZILL-DOELEN

IVgv2

Inschatten hoe gedrags- en omgevingsfactoren de gezondheid en veiligheid beïnvloeden en op basis daarvan, binnen veilige grenzen, risico’s durven nemen.

IVgv3

Bereid zijn steun te vragen en/of te geven om de eigen gezondheid en veiligheid, en die van anderen te bewaken.

OWru6

Voor hen bekende plaatsen kunnen terugvinden op een plattegrond of luchtfoto.

OWru7

Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.

MEge2

Passende mediamiddelen kiezen, gebruiken en combineren in functie van een beoogd doel.

TOsn1

Een schriftelijke boodschap verwerken.

SErv1

Zich engageren in relaties, daar deugd aan beleven en zich daarover uitdrukken.

GO!-DOELEN

3.1.3.27 

Aandacht hebben voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en bereid zijn er rekening mee te houden.

3.2.7.16

Illustreren met een eigen voorbeeld dat het nemen van voorzorgen de kans op ongevallen vermindert.

3.5.3.14 

De werkelijke ruimte vrij verkennen en terugkeren naar een afgesproken, vooraf verkende plaats in de onmiddellijke schoolomgeving.

3.5.5.7

De voorgestelde elementen identificeren en benoemen op een plattegrond van de onmiddellijke schoolomgeving. 

3.5.5.11 

Iets of iemand lokaliseren op de plattegrond van de onmiddellijke schoolomgeving.

3.5.9.22

Onder toezicht met het openbaar vervoer/schoolbus meerijden zonder zichzelf en anderen in gevaar te brengen.

3.5.9.23

Aangeven dat het veiliger is om aan de stoepkant uit de wagen te stappen.

3.5.9.46

In de eigen omgeving plaatsen herkennen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.

3.5.9.47

In de eigen omgeving gevaarlijke verkeerssituaties herkennen en veilige oplossingen aangeven voor het probleem.

3.5.9.63

Het meest geschikte vervoersmiddel kiezen voor een bepaalde verplaatsing.

3.5.9.64

Een zinvolle route uitstippelen met het openbaar vervoer.

6.1.1.30

Reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.

6.1.2.2

Zijn bereid om een sfeer van rust te creëren.

6.1.2.17 

Leven veiligheidsafspraken na.

OVSG-DOELEN

Leerplan wereldoriëntatie
Mens 

1.3 Inzicht verwerven in sociale (probleem) situaties.

7 De leerlingen kunnen mogelijke oorzaken aanduiden van bepaalde gedragingen.

8 De leerlingen kunnen zich voorstellen wat zij (soms ongewild) bij de ander teweegbrengen.

9 De leerlingen weten dat ze rekening moetenhouden met de gevolgen van het eigen gedrag, zowel voor zichzelf als voor de andere(n).

Ruimte

30 De leerlingen kunnen verschillen in landschappen en omgevingen door mensen ingericht verwoorden.

Verkeer

2 De leerlingen herkennen in de eigen omgeving de plaatsen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.

3 De leerlingen beseffen dat het verkeer risico's inhoudt. Dit tonen ze door:

3.1 op het trottoir zo ver mogelijk van de rijbaan te stappen;

3.3 niet bruusk te reageren;

3.9 rond te kijken en te luisteren om een verkeerssituatie op te nemen.

18 De leerlingen kunnen een eenvoudige route uitstippelen met het openbaar vervoer. 

Leerplan Lichamelijke Opvoeding

ET 1.2 De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven.