Doelen: Verkeerstoets Zilver Les 2: Verkeerstekens en -regels
- Juist reageren op verkeerslichten voor fietsers en verkeerslichten aan een overweg
- Juist reageren op deze wegmarkeringen: haaientanden, fietsoversteekplaats, fietsopstelvak
- Weten wat de bevelen van een politieagent betekenen
Minimumdoelen
1.1.1 De leerlingen kunnen woorden lezen met behulp van inzicht in de morfologische opbouw.
1.1.2 De leerlingen kunnen accuraat en geautomatiseerd lezen (vlot lezen).
1.2.1 De leerlingen kunnen letters, woorden en zinnen schrijven tussen de grondlijn en hulplijnen.
1.2.9 De leerlingen kunnen kernwoorden, schema's of eenvoudige lijstjes noteren om teksten of mondelinge informatie uit vakdisciplines te onthouden of te ordenen.
1.2.10 De leerlingen kunnen teksten of mondelinge informatie uit vakdisciplines samenvatten in korte zinnen.
1.2.11 De leerlingen kunnen met behulp van enkele gepaste tekstkenmerken specifieke teksten formuleren.
1.2.13 De leerlingen kunnen ideeën verzamelen en ordenen voor een tekst via een woordspin of schema.
1.3.1 De leerlingen kunnen expliciet vermelde informatie in teksten weergeven.
1.3.2 De leerlingen kunnen informatie uit een tekst combineren om tot een logische conclusie te komen.
1.3.3 De leerlingen kunnen verbanden leggen tussen teksten en hun vakspecifieke kennis en voorkennis.
1.3.14 De leerlingen kunnen doelgericht deelnemen aan mondelinge interactievormen zoals dialoog, discussie en groepsgesprek en hierbij de volgende interactiestrategieën toepassen:
- inspelen op de inbreng van de gesprekspartner(s);
- informatie, argument of mening in het gesprek inbrengen.
5.3.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen met betrekking tot de principes van de democratische rechtsstaat: verkiezingen, vertegenwoordiging, macht, rechten, plichten, regels, afspraken, gelijkheid.
8.2.2 De leerlingen kunnen aangereikte invoer- en uitvoerapparaten functioneel gebruiken met inbegrip van basisgebruik van een toetsenbord.
9.1.1 De leerlingen kennen de betekenis van volgende verkeersregels en signalen:
- hoe veilig oversteken als er geen voorzieningen zijn;
- fluitsignaal en armgebaren van een politieagent;
- waarschuwingssignalen op een spoorwegovergang: knipperende rode lichten en een belgeluid.
9.1.4 De leerlingen kunnen zich als voetganger en fietser op de openbare weg onder begeleiding verplaatsen en de verkeersregels en signalisaties naleven.
9.3.2 De leerlingen kunnen zelfstandig, in duo en in groep werken zonder storend gedrag te vertonen.
9.3.3 De leerlingen kunnen aangeven wat begrepen is en wat onduidelijk is.
ZILL-DOELEN
IVoc4
Alleen en met anderen kritisch reflecteren op ervaringen en bevindingen en daaruit leren.
IVgv2
Nadenken over voorzorgsmaatregelen die het risico op ziekte of ongeval verminderen zoals: veiligheidsafspraken naleven, materiaal oordeelkundig gebruiken, veilig opbergen van materialen …
OWru7
Als voetganger of fietser gebruik maken van voor hen bestemde voorzieningen op de openbare weg en op openbare plaatsen.
MZrt2
De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.
MZrt3
Strategisch positie kiezen in functie van de afstand tot lijnen, objecten, personen of in functie van de eigen mogelijkheden.
GO!-DOELEN
3.5.9.1
De betekenis van verkeersborden voor de fietsers verwoorden.
3.5.9.2
De betekenis van voorrangsborden verwoorden.
3.5.9.3
De betekenis van de aanwijzingsborden verwoorden die voor hen van toepassing zijn.
3.5.9.14
Onder toezicht, zelfstandig en veilig een kruispunt met verkeerslichten en/of een agent.
3.5.9.15
Aangeven hoe ze veilig op de berm of het fietspad kunnen stappen als er geen stoep is.
3.5.9.16
Aangeven hoe ze veilig op de rijbaan kunnen stappen als er geen stoep, fietspad of berm is.
3.5.9.17
Onder toezicht, zelfstandig en veilig een T-kruispunt zonder voorzieningen oversteken.
3.5.9.18
Onder toezicht, zelfstandig en veilig een kruispunt zonder voorzieningen oversteken.
3.5.9.19
Onder toezicht zich als voetganger zelfstandig, veilig en hoffelijk verplaatsen op een voor hen vertrouwde route door de verkeersregels toe te passen.
3.5.9.35
Aangeven dat ze voorzichtig moeten zijn aan uitritten en bij kruispunten.
3.5.9.36
Op de fiets hun intenties duidelijk maken (bijv. arm uitsteken en oogcontact zoeken).
3.5.9.38
Op het verkeersparcours veilig links en rechts afslaan met voorsorteren.
3.5.9.40
Aangeven dat voorrang geen synoniem is van veiligheid.
3.5.9.41
Op het verkeersparcours veilig links en rechts afslaan op een kruispunt met of zonder voorrangsborden.
3.5.9.43
De bevelen van een politieagent begrijpen.
3.5.9.44
Aangeven dat de bevelen van een politieagent gelden boven verkeerslichten, verkeerslichten boven verkeersborden en verkeersborden boven wegmarkeringen staan.
3.5.9.53
Aangeven dat het gevaarlijk is om over te steken tussen geparkeerde wagens of nabij een heuvel of een bocht.
3.5.9.54
Aangeven dat het veilig is om kort oogcontact te maken met de andere weggebruikers.
3.5.9.55
Rekening houden met de dode hoek van wagens of vrachtwagens.
3.5.9.60
Fietsen met voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie.
6.1.1.30
Reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.
6.1.1.31
Reflecteren op de moeilijkheidsgraad van een bewegingsactiviteit.
6.1.2.17
Leven veiligheidsafspraken na.
6.1.2.18
Schatten de gevaren en risico’s van bewegingssituaties in en signaleren die.
6.2.5.19
Verplaatsen zichzelf of een medeleerling behendig en veilig op rollend en glijdend materiaal, aangepast aan hun leeftijd.
OVSG-DOELEN
IDW ver1 - B.7 Veilig om een hindernis op de stoep heenstappen.
IDW ver1 - B.8 Bij afwezigheid van een stoep op de berm of op het fietspad stappen.
IDW ver1 - B.9 Bij afwezigheid van een stoep, berm of fietspad onder begeleiding aan de linkerzijde van de straat stappen.
IDW ver1 - B.11 De verkeersregels voor fietsers en voetgangers kennen om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route.
IDW ver1 - B.12 Onder toezicht zelfstandig en veilig een straat of kruispunt met of zonder voorzieningen oversteken.
IDW ver1 - B.14 De verkeersregels voor fietsers in uiteenlopende situaties verwoorden.
IDW ver1 - B.16 Langs een voor hen vertrouwde route de verkeerstekens, -borden en -regels zelfstandig naleven.
IDW ver2 - B.1 Beseffen dat het verkeer risico's inhoudt.
IDW ver2 - B.4 Hun gedrag aanpassen aan de verkeerssituatie en erover reflecteren.
IDW ver2 - B.9 De betekenis van verkeersinrichtingselementen in de eigen omgeving, zoals verkeersborden en markeringen, verwoorden en ernaar handelen.
IDW ver2 - B.10 De bevelen van een bevoegd persoon begrijpen en opvolgen.