• De voorrangsregels voor tram, bus en hulpdiensten kennen
  • Een route plannen met het openbaar vervoer

Minimumdoelen

1.1.1 De leerling kan onbekende woorden lezen met behulp van inzicht in de morfologische opbouw en kennis van leenwoorden. 

3.2.4 De leerlingen weten dat mensen een positieve en negatieve impact kunnen hebben op het ecosysteem. 

3.7.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen: de wisselwerking, de wetenschap, de technologie, de technologische ontwikkeling, de wetenschappelijke ontdekking, de innovatie, de uitvinding, de duurzaamheid, de ecologische voetafdruk, de ethiek.

4.3.2 De leerlingen kunnen aardrijkskundige kennis en vaardigheden op niveau 6de jaar gebruiken om zelf aardrijkskundige vragen te beantwoorden over: 

  • ruimtelijke posities, relaties en contrasten. 

8.2.1 De leerlingen kunnen doelgericht invoer- en uitvoerapparaten gebruiken en instellen met inbegrip van vlot gebruik van een toetsenbord.

8.2.6 De leerlingen kunnen een zoekstrategie uitwerken, toepassen en indien nodig bijsturen vanuit de principes van computationeel denken.

9.1.1 De leerlingen kennen de betekenis van volgende verkeersregels en signalen:

  • passagiers van een bus of tram hebben bij het uit- of instappen voorrang;
  • een bus, die de bushalte verlaat, heeft voorrang;
  • de wegmarkeringen: stopstreep, haaientanden, fietsoversteekplaats, fietsopstelvlak;
  • gevaarsborden waaronder A21, A41, A47;
  • voorrangsborden waaronder B1, B9, B11, B15a, B17, B19, B21;
  • gebodsborden waaronder D1a, D1b, D5;
  • verbodsborden waaronder C1, C31b;
  • aanwijsborden waaronder F14, F45, F111, F113;
  • onderborden betreffende fietsen en bromfietsen waaronder M2, M5bis.

ZILL-DOELEN

IVgv2

Gevaren en risico's van bewegingssituaties kennen en inschatten.

OWru7

Bij eigen verplaatsingen anticiperen op mogelijk gevaar en hindernissen - rekening houden met andere weggebruikers en er op inspelen.

SEiv1

Zich inleven in anderen, andere standpunten en situaties, zonder de eigen identiteit te verliezen.

GO!-DOELEN

3.2.7.16

Illustreren met een eigen voorbeeld dat het nemen van voorzorgen de kans op ongevallen vermindert.

3.2.7.26 

Door het geven van enkele voorbeelden zeggen wat verslaving is en welke gevolgen hieraan kunnen verbonden zijn.

3.3.5.1

Effecten van technische systemen op het dagelijks leven en de samenleving illustreren.

3.3.5.3

Aangeven dat een technisch systeem dat ze gebruiken nuttig, gevaarlijk en/ of schadelijk kan zijn.

3.5.9.36

Op de fiets hun intenties duidelijk maken (bijv. arm uitsteken en oogcontact zoeken).

3.5.9.45

Onder toezicht zich als fietser zelfstandig, veilig en hoffelijk verplaatsen op een voor hen vertrouwde route door de verkeersregels toe te passen.

3.5.9.54

Aangeven dat het veilig is om kort oogcontact te maken met de andere weggebruikers.

6.1.1.30

Reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.

6.1.1.31

Reflecteren op de moeilijkheidsgraad van een bewegingsactiviteit.

6.1.2.18

Schatten de gevaren en risico’s van bewegingssituaties in en signaleren die.

OVSG-DOELEN

IDW ver1 - B.18 In de schoolomgeving en onder toezicht als voetganger of fietser een omloop op veilige wijze afleggen.

IDW ver2 - B.1 Beseffen dat het verkeer risico's inhoudt.

IDW ver2 - B.3 Veilig meerijden met de fiets, de auto, de bus en de trein.

IDW ver2 - B.4 Hun gedrag aanpassen aan de verkeerssituatie en erover reflecteren.