Doelen: Lesfiche: Op uitstap met de fiets
- Als fietser rekening houden met voetgangers op een zebrapad, passagiers die uitstappen en tegenliggers/achterliggers
- Veilig fietsen in groep: achter elkaar, per 2, compact rijden, communiceren en ritsen
- Zich als fietser verantwoordelijk gedragen en zichzelf of anderen niet in gevaar brengen
Minimumdoelen
1.3.10 De leerling kan doelgericht en genuanceerd deelnemen aan mondelinge interactievormen zoals dialoog, discussie en groepsgesprek en hierbij de volgende interactiestrategieën toepassen:
- voortbouwen op andermans ideeën;
- verbanden leggen tussen verschillende standpunten;
- argumenten bevragen en nuanceren;
- met ondersteuning tot een conclusie komen.
7.1.1 De leerlingen kunnen in bewegingscontexten motorische basisvaardigheden beheersen en in combinatie uitvoeren, gebruikmakend van diverse toestellen en materialen.
7.1.2 De leerlingen kunnen in bewegingscontexten grootmotorische vaardigheden toepassen waaronder heffen en dragen, klimmen en klauteren, rijden en glijden, sluipen en kruipen, springen en landen, stappen en lopen, werpen, vangen en trappen, zwieren, balanceren en roteren in complexere bewegingssituaties.
7.1.3 De leerlingen kunnen in bewegingscontexten de KLUSCE-componenten kracht, lenigheid, uithouding, snelheid, coördinatie, evenwicht voldoende lang toepassen (conform de bewegingsdriehoek).
9.1.1 De leerlingen kennen de betekenis van volgende verkeersregels en signalen:
- de algemene voorrangsregel ‘voorrang van rechts’;
- de wegmarkeringen: stopstreep, haaientanden, fietsoversteekplaats, fietsopstelvlak;
- gevaarsborden waaronder A21, A41, A47;
- voorrangsborden waaronder B1, B9, B11, B15a, B17, B19, B21;
- gebodsborden waaronder D1a, D1b, D5;
- verbodsborden waaronder C1, C31b;
- aanwijsborden waaronder F14, F45, F111, F113;
- onderborden betreffende fietsen en bromfietsen waaronder M2, M5bis.
9.3.4 De leerlingen kunnen positief en met vertrouwen communiceren met leeftijdsgenoten en volwassenen.
ZILL-DOELEN
IVds1
De onmiddellijke gevolgen van eigen handelingen op de omgeving en op anderen ervaren.
OWru7
Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.
SErv1
Zich engageren in relaties, daar deugd aan beleven en zich daarover uitdrukken.
SErv3
Zich samen verantwoordelijk voelen voor iets - gezamenlijke doelen bepalen en nastreven - groep vormen en blijven, ook bij eventuele strubbelingen - bij de samenwerking gedrag en taal op elkaar afstemmen.
MZgm1
Balanceren op rijdend en glijdend materiaal.
MZrt2
De eigen bewegingen en bewegingsrichtingen vlot aanpassen in steeds complexere bewegingssituaties zoals in spelvormen en in het verkeer.
MZrt3
Strategisch positie kiezen in functie van de afstand tot lijnen, objecten, personen of in functie van de eigen mogelijkheden.
GO!-DOELEN
3.1.1.4
In concrete situaties voldoende zelfvertrouwen tonen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen.
3.1.2.1
Een taak binnen de groep op een verantwoordelijke wijze oppakken.
3.2.7.16
Illustreren met een eigen voorbeeld dat het nemen van voorzorgen de kans op ongevallen vermindert.
3.5.9.1
De betekenis van verkeersborden voor de fietsers verwoorden.
3.5.9.2
De betekenis van voorrangsborden verwoorden.
3.5.9.3
De betekenis van de aanwijzingsborden verwoorden die voor hen van toepassing zijn.
3.5.9.36
Op de fiets hun intenties duidelijk maken (bijv. arm uitsteken en oogcontact zoeken).
3.5.9.39
De voorrang van rechts verwoorden.
3.5.9.40
Aangeven dat voorrang geen synoniem is van veiligheid.
3.5.9.41
Op het verkeersparcours veilig links en rechts afslaan op een kruispunt met of zonder voorrangsborden.
3.5.9.42
Op het verkeersparcours veilig een rotonde met en zonder fietspad oprijden en verlaten.
3.5.9.45
Onder toezicht zich als fietser zelfstandig, veilig en hoffelijk verplaatsen op een voor hen vertrouwde route door de verkeersregels toe te passen.
3.5.9.54
Aangeven dat het veilig is om kort oogcontact te maken met de andere weggebruikers.
3.5.9.55
Rekening houden met de dode hoek van wagens of vrachtwagens.
3.5.9.60
Fietsen met voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie.
6.1.1.5
Verleggen hun behendigheidsgrens.
6.1.1.16
Gebruiken spontaan beweging als expressie- en communicatiemiddel.
6.1.1.30
Reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.
6.1.1.31
Reflecteren op de moeilijkheidsgraad van een bewegingsactiviteit.
6.1.2.17
Leven veiligheidsafspraken na.
6.2.2.18
Schatten de gevaren en risico’s van bewegingssituaties in en signaleren die.
6.2.3.24
Handelen juist op aangeven van ruimtebegrippen (positie, afstand, richting).
6.2.5.19
Verplaatsen zichzelf of een medeleerling behendig en veilig op rollend en glijdend materiaal, aangepast aan hun leeftijd.
OVSG-DOELEN
IDW ver1/ver2 - A.86 Veilig verkeersgedrag vertonen als deelnemer aan het verkeer.
IDW ver1 - B.11 De verkeersregels voor fietsers en voetgangers kennen om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route.
IDW ver1 - B.12 Onder toezicht zelfstandig en veilig een straat of kruispunt met of zonder voorzieningen oversteken.
IDW ver1 - B.13 Een veilige fietsuitrusting beschrijven en deze op hun eigen en andermans fiets controleren.
IDW ver1 - B.14 De verkeersregels voor fietsers in uiteenlopende situaties verwoorden.
IDW ver1 - B.15 Voldoende fietsbehendigheid (reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie) tonen om zich zelfstandig en veilig langs een vertrouwde route te verplaatsen.
IDW ver1 - B.16 Langs een voor hen vertrouwde route de verkeerstekens, -borden en -regels zelfstandig naleven.
IDW ver1 - B.17 Op de fiets hun geplande manoeuvres duidelijk maken.
IDW ver1 - B.18 In de schoolomgeving en onder toezicht als voetganger of fietser een omloop op veilige wijze afleggen.
IDW ver1 - B.19 Zich als een vaardige fietser gedragen in het verkeer: afslaan naar rechts en links, vlot inhalen en voorbijrijden, kleine hindernissen nemen.
IDW ver2 - B.1 Beseffen dat het verkeer risico's inhoudt.
IDW ver2 - B.4 Hun gedrag aanpassen aan de verkeerssituatie en erover reflecteren.
IDW ver2 - B.7 Bereidheid tonen in hun gedrag om rekening te houden met andere weggebruikers.
IDW ver2 - B.9 De betekenis van verkeersinrichtingselementen in de eigen omgeving, zoals verkeersborden en markeringen, verwoorden en ernaar handelen.
IDW ver2 - B.10 De bevelen van een bevoegd persoon begrijpen en opvolgen.