• Stoep, stoeprand, fietspad en rijbaan herkennen als delen van de openbare weg die gebruikt worden door voetgangers en fietsers.
  • Een zebrapad herkennen als een plaats om over te steken. 
  • Vormen en kleuren van verkeersborden herkennen en weten dat elke vorm en kleur een bepaald gedrag vraagt.
  • Veilig in groep stappen op het voetpad (afstand houden, tempo bewaren, aan de huizenkant blijven, niet spelen).
  • Gepast reageren op de vormen en kleuren van verkeersborden.
  • Zo ver mogelijk uit de buurt van een groot voertuig blijven door aan de huizenkant te stappen.

ZILL-DOELEN

IVzv2

Het werkgeheugen en het geheugen ontwikkelen en inzetten bij het leren - relevante informatie memoriseren.

IVzv3

Een spel, een activiteit of opdracht begrijpen en uitvoeren zoals bedoeld - een spel, een activiteit of opdracht gedurende een korte tijd volhouden.

OWru4

Ervaren vaststellen en uitdrukken op welke wijze ruimtes worden afgebakend en waarom mensen dit doen.

OWru7

Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.

OWru8

Onder begeleiding een eenvoudige, uitgestippelde reisweg volgen - in interactie de plaats waar men zich bevindt en de richting die men uitgaat aangeven.

OWna5

Ervaren, onderzoeken, vaststellen en uitdrukken hoe levende organismen door een specifieke (lichaams)bouw, houding of handeling aangepast zijn om in hun omgeving te functioneren en te overleven.

MZzo1

Gericht en intens waarnemen met de zintuigen

MZzo2

Gericht aandacht geven aan één of een paar zintuiglijke prikkels en er al dan niet op reageren.

MZrt1

Alleen of samen, een plaats innemen tegenover objecten, ruimteaanduidingen of personen en daarbij rekening houden met de ruimtelijke begrenzingen.

MZrt2

De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.

MZrt3

Afstanden, bewegingsrichtingen en -banen juist inschatten en de meest efficiënte kiezen.

MZlb1

Het eigen lichaam aanvoelen en rekening houden met zijn lichaamsgrenzen en -verhoudingen.

MZlb7

De voornaamste basisbewegingen uitvoeren zonder te veel bijbewegingen.

SErv3

Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel.

GO!-DOELEN

3.1.2.2

Samenwerken met anderen in de groep, zonder onderscheid van sociale achtergrond, ge­slacht of etnische origine.

3.1.2.6

Begrijpbare en uitvoerbare instructies van de leraar uitvoeren.

3.2.7.12

Signaleren wanneer er gevaar dreigt of iemand in gevaar is. (Bijv. als iemand bloedt, bewusteloos is, met lucifers wordt gespeeld …).

3.5.6.1

Afbeeldingen en/of miniatuurweergaven van vertrouwde plaatsen en voorwerpen herkennen.

3.5.6.9

De relatie leggen tussen een symbool en datgene/diegene waar het symbool voor staat.

3.5.8.2 

Opvallende verschillen in landschappen en omgevingen, door mensen ingericht, ver­woorden (bijv. veel huizen versus weinig huizen).

3.5.9.4

Aangeven dat zij op de stoep moeten stappen.

3.5.9.5

Onder begeleiding op de stoep stappen zonder zichzelf of anderen in gevaar te brengen.

3.5.9.6

Aangeven dat zij moeten oversteken op een zebrapad of bij een gemachtigd opzichter.

3.5.9.23

Aangeven dat het veiliger is om aan de stoepkant uit de wagen te stappen.

3.5.9.26

Aangeven dat ze op het fietspad moeten fietsen.

3.5.9.27

Aangeven dat ze tot de leeftijd van 10 jaar met een kinderfiets op de stoep mogen fietsen.

3.5.9.46

In de eigen omgeving plaatsen herkennen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.

3.5.9.47

In de eigen omgeving gevaarlijke verkeerssituaties herkennen en veilige oplossingen aangeven voor het probleem.

3.5.9.55

Rekening houden met de dode hoek van wagens of vrachtwagens.

6.1.1.7

Zijn geconcentreerd bezig met een bewegingsprobleem of -taak.

6.1.1.17

Uiten zich op een sociaal aanvaarde wijze bij het samen bewegen.

6.1.1.30 

Reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.

6.1.2.17

Leven veiligheidsafspraken na.

6.2.2.2

Geven een gepast bewegingsantwoord op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels.

6.2.3.22

Houden tijdens het bewegen rekening met plaatsaanduidingen.

6.2.3.28

Passen hun bewegingsritme aan een opgelegd ritme aan.

6.2.3.30

Reageren snel met een eenvoudig bewegingsantwoord op auditieve, visuele en tactiele signalen.

6.2.5.15

Staan of verplaatsen zich met behoud van evenwicht op verschillende manieren in verschillende richtingen met of zonder voorwerpen.

OVSG-DOELEN

Leerplan wereldoriëntatie
Maatschappij

3.1 De leerlingen kunnen aangeven dat het overtreden van afspraken stoort.

3.1.3 De leerlingen kunnen zelf waken over het naleven van regels die zij afgesproken hebben. 

3.1.4 De leerlingen kunnen afspraken vastleggen, evalueren en bijsturen.

Ruimte

7 De leerlingen kunnen inschatten hoeveel ruimte het eigen lichaam inneemt.

12 De leerlingen kunnen handelend rekening houden met een te overbruggen afstand.

21 De leerlingen kunnen op foto's en afbeeldingen vertrouwde personen, voorwerpen, gebouwen: - aanwijzen.

26 De leerlingen kunnen bovenstaande en andere pictogrammen en symbolen toepassen in een vertrouwde omgeving. 

27 De leerlingen maken gebruik van de gekende pictogrammen en symbolen in een niet vertrouwde omgeving.

30 De leerlingen kunnen verschillen in landschappen en omgevingen door mensen ingericht verwoorden.

Verkeer

1 De leerlingen kunnen zich bewegen binnen een afgebakende ruimte zoals de opdracht voorschrijft. 

2 De leerlingen herkennen in de eigen omgeving de plaatsen waar ze veilig kunnen

3 De leerligen beseffen dat het verkeer risico’s inhoudt. Dit tonen ze door:

3.1 op het trottour zo ver mogelijk van de rijbaan te stappen;

3.2 bij de groep aan te sluiten;

3.3 niet bruusk te reageren;

3.4 aan een bekende volwassene hulp te vragen om over te steken;

3.6 te stoppen aan de stoeprand alvorens over te steken;

3.9 rond te kijken en te luisteren om een verkeerssituatie op te nemen.

4 De leerlingen kunnen als voetganger onder begeleiding elementaire verkeersregels toepassen zoals:

4.1 op het trottoir blijven;

4.2 oversteken op een zebrapad;

4.3 hun gedrag aanpassen aan de hand van de bevelen van een bevoegd persoon;

4.4 bij het zien van verkeerstekens hun gedrag aanpassen.

5 De leerlingen kunnen de principes van preventief voetgangersgedrag en de betreffende verkeersregels inconcrete verkeerssituaties toepassen. Dit tonen ze door:

5.1 op de juiste wijze om een hindernis op het trottoir heen te stappen;

5.2 bij afwezigheid van een trottoir op de berm of op het fietspad te stappen.

Leerplan lichamelijke opvoeding
Ontwikkelingslijn 1

9 De kleuters kunnen met een vooraf afgesproken antwoord reageren op een auditief, visueel of tactiel signaal.

10 De kleuters tonen een rustige aanwezigheid en vertrouwdheid in het eigen lichaam en voelen de eigen grenzen.

Ontwikkelingslijn 3

3 De kleuters durven zich bewegen in een grotere ruimte.

7 De kleuters kunnen een door iemand anders afgelegde weg, die door hen werd geobserveerd, onmiddellijk na de uitvoering opnieuw uitvoeren.

10 De kleuters kunnen bij het bewegen rekening houden met plaatsaanduidingen.

18 De kleuters kunnen bij het voortbewegen andere bewegende personen of bewegende voorwerpen ontwijken of ermee rekening houden.

Ontwikkelingslijn 4

1 De kleuters merken auditieve, visuele en tactiele signalen op.

6 De kleuters bewegen in verschillende snelheden.

7 De kleuters kunnen een eenvoudige verplaatsingsvorm op snelheid uitvoeren.