Doelen: Lesfiche: Busevacuatie
- Onder begeleiding veilig de bus verlaten tijdens een busevacuatie
Minimumdoelen
1.3.1 De kleuters kunnen met aandacht luisteren.
1.3.2 De kleuters kunnen gepast reageren op vragen en instructies.
1.3.5 De kleuters kunnen verstaanbaar spreken met aandacht voor uitspraak van klanken, klankcombinaties en volume.
1.3.6 De kleuters kunnen bij het spreken mededelende, vragende en samengestelde zinnen hanteren.
1.3.8 De kleuters kunnen in een vertrouwde omgeving over een zelfgekozen onderwerp vertellen.
1.3.9 De kleuters kunnen actief deelnemen aan mondelinge interactievormen zoals kringgesprekken, samen spelen, gesprekken met gekende volwassenen en hierbij de volgende interactiestrategieën toepassen:
- op een gepaste manier het woord nemen en vragen;
- elkaar laten uitspreken;
- inspelen op wat anderen zeggen.
2.1.7 De kleuters kennen de volgende begrippen [F]:
- eerste, middelste, laatste, vorige, volgende;
- juist ervoor, juist erna.
2.4.5 De kleuters kennen de volgende begrippen [F]:
- in, tussen, uit, binnen, buiten;
- (er)voor, (er)achter, (er)onder, (er)boven, (er)op, (er)naast;
- omhoog, naar boven, omlaag, naar beneden, vooruit, achteruit;
- naar mij toe, van mij weg, dichterbij komen.
4.2.3 De kleuters kennen de volgende begrippen met betrekking tot infrastructuur en hun interactie met landschappen:
- de transportinfrastructuur: de weg, de straat, de bus, het spoor, de trein.
4.3.4 De kleuters kunnen een actueel ruimtelijk vraagstuk bespreken in termen van gevolgen en relatieve meting.
4.3.5 De kleuters kunnen ideeën genereren om actuele ruimtelijke problemen op te lossen met behulp van relatieve ruimtelijke begrippen.
6.1.2 De kleuters kunnen vormgevingsmiddelen van de vijf muzische domeinen verkennen:
- drama: de handpop, het toneel, de verkleedkleren, het masker;
- dans: de dans, de beweging, de kring, de rij.
6.4.1 De kleuters kennen de volgende begrippen: verzinnen, de rol, het decor, het kostuum, de acteur.
6.4.2 De kleuters kunnen eenvoudige rollen spelen.
6.4.3 De kleuters kunnen het stemgebruik aanpassen in functie van de rol.
6.4.4 De kleuters kunnen een eenvoudige speelruimte benutten.
6.4.5 De kleuters kunnen eenvoudige scènes spelen.
6.4.6 De kleuters kennen de volgende begrippen: de handpop, het toneel, de verkleedkleren, het masker.
7.1.2 De kleuters kunnen in bewegingscontexten eenvoudige (groot)motorische vaardigheden uitvoeren, waaronder heffen en dragen, klimmen en klauteren, rijden en glijden, sluipen en kruipen, springen en landen, stappen en lopen, werpen, vangen en trappen, zwieren, balanceren en roteren.
7.1.3 De kleuters kunnen in bewegingscontexten de KLUSCE-componenten kracht, lenigheid, uithouding, snelheid, coördinatie en evenwicht inzetten.
7.2.1 De kleuters kunnen binnen een eenvoudige spelvorm één tot twee spelregels opvolgen.
9.3.5 De kleuters kunnen hun beurt afwachten.
ZILL-DOELEN
OWru7
Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten
IVgv2
Preventief bedoelde aanwijzingen die het risico op ziekte of ongeval verminderen begrijpen en opvolgen.
GO!-DOELEN
3.2.7.13
In een noodsituatie adequaat reageren door hulp van volwassenen in te roepen.
3.5.9.22
Onder toezicht met het openbaar vervoer/schoolbus meerijden zonder zichzelf en anderen in gevaar te brengen.
6.1.2.17
Leven veiligheidsafspraken na.
6.2.3.17
Vinden snel een afgesproken plaats terug.
OVSG-DOELEN
IDW ver1 - B.3 In de omgeving plaatsen herkennen die verkeersveilig zijn om te spelen.
IDW ver2 - B.1 Beseffen dat het verkeer risico's inhoudt.