• Bij de groep aansluiten (met wandelkoord).
  • Veilig in groep stappen op het voetpad (afstand houden, tempo bewaren, aan de huizenkant blijven, niet spelen).

ZILL-DOELEN

IVzv3

Een spel, een activiteit of opdracht begrijpen en uitvoeren zoals bedoeld - een spel, een activiteit of opdracht gedurende een korte tijd volhouden.

OWru7

In het eigen gedrag en onder begeleiding rekening houden met de specifieke plaats van personen en voertuigen in het verkeer.

OWru8

Onder begeleiding een eenvoudige, uitgestippelde reisweg volgen - in interactie de plaats waar men zich bevindt en de richting die men uitgaat aangeven.

MZrt1

Alleen of samen, een plaats innemen tegenover objecten, ruimteaanduidingen of personen en daarbij rekening houden met de ruimtelijke begrenzingen.

MZrt2

De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.

MZrt3

Afstanden, bewegingsrichtingen en -banen juist inschatten en de meest efficiënte kiezen.

MZrt4

De eigen bewegingen afstemmen op duur, tempo, tijdsvolgorde, metrum en ritme.

MZgm7

Gaandeweg kunnen omgaan met steeds complexere bewegingsproblemen en/of samenwerkingscontexten door te spelen met de uitbouwfactoren lopen.

MZlb1

Het eigen lichaam aanvoelen en rekening houden met zijn lichaamsgrenzen en -verhoudingen.

MZlb7

De voornaamste basisbewegingen uitvoeren zonder te veel bijbewegingen.

MZkm2

Functionele grepen gedifferentieerd gebruiken voor het hanteren van voorwerpen.

SErv3

Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel.

GO!-DOELEN

3.1.2.2

Samenwerken met anderen in de groep, zonder onderscheid van sociale achtergrond, ge­slacht of etnische origine.

3.1.2.6

Begrijpbare en uitvoerbare instructies van de leraar uitvoeren.

3.5.9.4

Aangeven dat zij op de stoep moeten stappen.

3.5.9.5

Onder begeleiding op de stoep stappen zonder zichzelf of anderen in gevaar te brengen.

3.5.9.46

In de eigen omgeving plaatsen herkennen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.

6.1.1.7

Zijn geconcentreerd bezig met een bewegingsprobleem of -taak.

6.1.1.17

Uiten zich op een sociaal aanvaarde wijze bij het samen bewegen.

6.1.1.30 

Reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.

6.1.2.17

Leven veiligheidsafspraken na.

6.2.1.10

Evenwicht ontwikkelen via bewegingsopdrachten.

6.2.3.28

Passen hun bewegingsritme aan een opgelegd ritme aan.

6.2.3.30

Reageren snel met een eenvoudig bewegingsantwoord op auditieve, visuele en tactiele signalen.

6.2.5.1

Stappen of lopen op verschillende manieren in verschillende richtingen met of zonder voorwerpen in een omgeving met of zonder hindernissen.

6.2.5.15

Staan of verplaatsen zich met behoud van evenwicht op verschillende manieren in verschillende richtingen met of zonder voorwerpen.

OVSG-DOELEN

Leerplan wereldoriëntatie
Maatschappij

3.1.3 De leerlingen kunnen zelf waken over het naleven van regels die zij afgesproken hebben. 

3.1.4 De leerlingen kunnen afspraken vastleggen, evalueren en bijsturen.

Mens

2.12.2 De leerlingen tonen een openheid om met iedereen samen te werken en samen te spelen.

Ruimte

2 De leerlingen kunnen handelingen en lichaamshoudingen nabootsen.

7 De leerlingen kunnen inschatten hoeveel ruimte het eigen lichaam inneemt.

8 De leerlingen kunnen mits aanwijzingen orde brengen in een beperkte ruimte: 
- met visueel gesteunde aanwijzingen; 
- met verbale aanwijzingen.

12 De leerlingen kunnen handelend rekening houden met een te overbruggen afstand.

Verkeer

1 De leerlingen kunnen zich bewegen binnen een afgebakende ruimte zoals de opdracht voorschrijft.

2 De leerlingen herkennen in de eigen omgeving de plaatsen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.

3 De leerlingen beseffen dat het verkeer risico’s inhoudt. Dit tonen ze door:

3.1 op het trottoir zo ver mogelijk van de rijbaan te stappen;

3.2 bij de groep aan te sluiten;

3.3 niet bruusk te reageren.

3.9 rond te kijken en te luisteren om een verkeerssituatie op te nemen;

4 De leerlingen kunnen als voetganger onder begeleiding elementaire verkeersregels toepassen zoals:

4.1 op het trottoir blijven;

4.3 hun gedrag aanpassen aan de hand van de bevelen van een bevoegd persoon;

5 De leerlingen kunnen de principes van preventief voetgangersgedrag en de betreffende verkeersregels in concrete verkeerssituaties toepassen. Dit tonen ze door: 

5.1 op de juiste wijze om een hindernis op het trottoir heen te stappen;

Leerplan lichamelijke opvoeding
Ontwikkelingslijn 1

10 De kleuters tonen een rustige aanwezigheid en vertrouwdheid in het eigen lichaam en voelen de eigen grenzen.

Ontwikkelingslijn 3

2 De kleuters kunnen in een vertrouwde ruimte een plaats terugvinden.

3 De kleuters durven zich bewegen in een grotere ruimte.

4 De kleuters kunnen op een signaal een afgesproken plaats in de ruimte snel terugvinden.

7 De kleuters kunnen een door iemand anders afgelegde weg, die door hen werd geobserveerd, onmiddellijk na de uitvoering opnieuw uitvoeren.

10 De kleuters kunnen bij het bewegen rekening houden met plaatsaanduidingen.

18 De kleuters kunnen bij het voortbewegen andere bewegende personen of bewegende voorwerpen ontwijken of ermee rekening houden.

Ontwikkelingslijn 4

6 De kleuters bewegen in verschillende snelheden.

7 De kleuters kunnen een eenvoudige verplaatsingsvorm op snelheid uitvoeren.

Leerplan Leren leren
Leerlijn 1 Memoriseren

1 De leerlingen roepen bij een onderwerp onder begeleiding hun voorkennis op.

Leerlijn 2 Problemen oplossen

8 De leerlingen voeren onder begeleiding hun werkwijze om een probleem op te lossen, uit.