Doelen
GO!
WO - Ruimte
De leerlingen
3.5.9.9 kunnen onder begeleiding veilig een straat met verkeerslichten oversteken.
3.5.9.14 kunnen onder toezicht, zelfstandig en veilig een kruispunt met verkeerslichten en/of een agent oversteken.
Lichamelijke opvoeding
De leerlingen
6.1.1.30 reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.
6.1.2.17 leven veiligheidsafspraken na.
6.2.3.30 reageren snel met een eenvoudig bewegingsantwoord op auditieve, visuele en tactiele signalen.
6.2.3.31 selecteren de relevante prikkel onder verschillende sensorische prikkels die gelijktijdig worden waargenomen.
6.2.5.2 passen hun loopstijl en looptempo aan naargelang de afstand (bijv. sprinten, duurlopen, aanlopen …).
6.2.5.15 staan of verplaatsen zich met behoud van evenwicht op verschillende manieren in verschillende richtingen met of zonder voorwerpen.
OVSG
Wereldoriëntatie – Verkeer
De leerlingen
1 kunnen zich bewegen binnen een afgebakende ruimte zoals de opdracht voorschrijft.
2 herkennen in de eigen omgeving de plaatsen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.
3 beseffen dat het verkeer risico's inhoudt. Dit tonen ze door:
- 3.1 op het trottoir zo ver mogelijk van de rijbaan te stappen;
- 3.3 niet bruusk te reageren.
- 3.6 te stoppen aan de stoeprand alvorens over te steken;
- 3.7 de straat haaks over te steken;
- 3.8 niet te rennen tijdens het oversteken;
- 3.9 rond te kijken en te luisteren om een verkeerssituatie op te nemen.
4 kunnen als voetganger onder begeleiding elementaire verkeersregels toepassen zoals:
- 4.1 op het trottoir te blijven;
- 4.2 over te steken op een zebrapad;
- 4.4 bij het zien van verkeerstekens hun gedrag aan te passen.
5 kunnen de principes van preventief voetgangersgedrag en de betreffende verkeersregels in concrete verkeerssituaties toepassen. Dit tonen ze door:
- 5.5 een kruispunt met verkeerslichten correct over te steken;
- 5.9 hun gedrag aan te passen aan de verkeersregels voor voetgangers
Wereldoriëntatie - mens
1.3 Inzichten verwerven in sociale (probleem) situaties.
De leeringen
3 beseffen dat regels en afspraken situatiegebonden kunnen zijn.
7 kunnen mogelijke oorzaken aanduiden van bepaalde gedragingen.
9 weten dat ze rekening moeten houden met de gevolgen van het eigen gedrag, zowel voor zichzelf als voor de andere(n).
Lichamelijke Opvoeding
De leerlingen
ET 1.15 kunnen hun loopstijl en -tempo aanpassen aan de afstand.
ET 1.2 kunnen veiligheidsafspraken naleven.
ET 1.3 kennen de gevaren en risico’s van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren.
ET 1.32 zijn bereid zichzelf vragen te stellen over hun aanpak voor tijdens en na het oplossen van een bewegingsprobleem en willen op basis hiervan een aanpak (bij)sturen.
ET 1.33 kunnen onder verschillende sensorische prikkels die gelijktijdig worden waargenomen de relevante prikkel selecteren.
ZILL
Ontwikkeling van oriëntatie op de wereld – oriëntatie op ruimte
OWru7 Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.
Zich ervan bewust worden dat het verkeer risico’s inhoudt en daarom als weggebruiker preventief kiezen voor een veilige uitrusting en veilig gedrag in het verkeer.
In het eigen gedrag en onder begeleiding rekening houden met de specifieke plaats van personen en voertuigen in het verkeer.
Elementaire verkeersregels onder begeleiding toepassen - veilig oversteken onder begeleiding.
Als voetganger of fietser gebruik maken van voor hen bestemde voorzieningen op de openbare weg en op openbare plaatsen.
Langs een voor hen vertrouwde route de verkeerstekens, -borden en -regels voor voetgangers zelfstandig naleven - veilig oversteken zonder begeleiding.
Motorische en zintuiglijke ontwikkeling – zintuiglijke ontwikkeling
MZzo1 Gericht en intens waarnemen met de zintuigen.
Geconcentreerd kijken, luisteren, voelen, ruiken, proeven en beleven - de waarneming ondersteunen door in zijn verbeelding voorkennis op te halen - hulpmiddelen gebruiken om beter waar te nemen - condities creëren die helpen om beter waar te nemen - oog hebben voor details en nuances.
MZzo2 Adequaat reageren op zintuiglijke impulsen.
Uit een veelheid van prikkels die prikkels selecteren die er op dat moment toe doen - gericht aandacht geven aan die prikkels en er al dan niet op reageren.
Motorische en zintuiglijke ontwikkeling – Omgaan met bewegingsruimte en-tijd
MZrt1 Alleen of samen, een plaats innemen tegenover objecten, ruimteaanduidingen of personen en daarbij rekening houden met de ruimtelijke begrenzingen.
Juist handelen op aangeven van eenvoudige tot meer complexe plaatsbegrippen.
Eenvoudige ruimtelijke opstellingen aannemen met een groep.
MZrt2 De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.
De eigen bewegingen en bewegingsrichtingen vlot aanpassen aan de situatie, aan het tempo van een partner of object – kunnen versnellen en vertragen.
De eigen bewegingen en bewegingsrichtingen vlot aanpassen in steeds complexere bewegingssituaties zoals in spelvormen en in het verkeer.