Doelen
Doelen kleuter
GO!
Nederlands – Mondelinge taalvaardigheid
De kleuters
1.1.2. 27 kunnen op basis van op hun leeftijd afgestemde gesproken verhalen de essentie van het verhaal begrijpen.
1.1.2. 33 kunnen op basis van voor hen bestemde informatieve boodschappen uit (multi-)mediabronnen:
- de essentie van de boodschap begrijpen;
- de informatie vrij letterlijk reconstrueren.
WO - Ruimte
De kleuters
3.5.9. 24 kunnen aangeven dat het veilig is om op de fiets steeds een valhelm te dragen.
Katholiek onderwijs
Nederlands – Luisteren en lezen
De kleuters
3.11 kunnen antwoorden formuleren op hun eigen vragen of die van de leerkracht in verband met betekenis, inhoud, bedoeling, mening …
WO – Mens en samenleving
De kleuters
5.9 beseffen dat ze door verkeersregels strikt toe te passen zichzelf en anderen beschermen en ze handelen daarnaar. Dat houdt in dat ze
- onder begeleiding elementaire verkeersregels toepassen;
- gebruik maken van de voorzieningen op de openbare weg om zich als voetganger of fietser te verplaatsen;
- er rekening mee houden dat voertuigen en personen een eigen plaats hebben in het verkeer.
WO – Mens en ruimte
De kleuters
9.16 bewegen zich op een verantwoorde manier en dragen zo bij tot de eigen veiligheid en die van anderen. Dat houdt in dat ze
- hun (spel)gedrag aanpassen aan de omstandigheden (bv. de drukte, de weersomstandigheden, de traphal …).
OVSG
Nederlands – Luisteren
De kleuters
4 kunnen, indien een aantal vragen vooraf zijn gegeven, de tekst gericht of selectief beluisteren om een antwoord te geven op die vragen.
WO – Maatschappij
De kleuters
2 kunnen vanuit eigen ervaringen binnen de eigen klas aangeven dat afspraken nodig zijn om tot een goed samenleven te komen.
WO – Verkeer
De kleuters
2 herkennen in de eigen omgeving de plaatsen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.
10 kennen de verkeersregels voor fietsers. Dit betekent dat ze
- 10.1 de veilige uitrusting van de fiets kennen.
Doelen lager:
GO!
WO - Ruimte
De leerlingen
3.5.9. 24 kunnen aangeven dat het veilig is om op de fiets steeds een valhelm te dragen.
3.5.9. 27 kunnen aangeven dat ze tot de leeftijd van 9 jaar met een kinderfiets op de stoep mogen fietsen.
ZILL
Ontwikkeling van oriëntatie op de wereld – Oriëntatie op de ruimte
7 Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.
- De verkeersregels en aanwijzingen van een gezagsdragende figuur begrijpen en correct naleven.
- Zich ervan bewust worden dat het verkeer risico’s inhoudt en daarom als weggebruiker preventief kiezen voor een veilige uitrusting en veilig gedrag in het verkeer.
- In de eigen omgeving plaatsen herkennen waar men veilig kan spelen en waar niet - zich er (onder begeleiding) veilig gedragen.
- In het eigen gedrag en onder begeleiding rekening houden met de specifieke plaats van personen en voertuigen in het verkeer.
- Elementaire verkeersregels onder begeleiding toepassen - veilig oversteken onder begeleiding.
- Als voetganger of fietser gebruik maken van voor hen bestemde voorzieningen op de openbare weg en op openbare plaatsen.
OVSG
Nederlands – Luisteren
De leerlingen
4 kunnen, indien een aantal vragen vooraf zijn gegeven, de tekst gericht of selectief beluisteren om een antwoord te geven op die vragen.
WO – Verkeer
De leerlingen
2 herkennen in de eigen omgeving de plaatsen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.
8 kunnen de gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving lokaliseren.
10 kennen de verkeersregels voor fietsers. Dit betekent dat ze
- 10.1 de veilige uitrusting van de fiets kennen.
14 tonen zich in hun fietsgedrag bereid rekening te houden met andere weggebruikers.